Een van de meest ziekmakende afvalbronnen in de stad is menselijke poep. Met de groei van de steden werd in de late middeleeuwen nagedacht over hoe ze met die afvalstroom moesten omgaan.
Haarlemmers dumpten van de 14e tot de 18e eeuw het menselijk afval in de ondergrondse beerput, vaak gebouwd van bakstenen. Die put lag op een binnenplaats of in de tuin achter het huis, waarin de inhoud van de piespot en het privaat (de voorloper van onze wc) geleegd werd.
In de 16e eeuw mag een huiseigenaar nog zelf een schep ter hand nemen om zijn put leeg te scheppen, maar in de 17e eeuw is dat verleden tijd. Vanaf dan mogen alleen officiële secreetreinigers of nachtwerkers dit werk doen. Wie in de 18e eeuw een beerput illegaal leegschepte, kreeg een boete van 50 gulden.
Het legen van de beerput gebeurde ’s nachts, zodat bewoners zo min mogelijk last hadden van de stank. Bij een leegbeurt kwamen twee mannen langs met een grote ton waarin alle beerputinhoud werd verzameld. Via de steegjes achter de huizen liepen deze ‘secreetreinigers’ naar de beerputten en vulden hun ton. De ton legden ze vervolgens op een beerschuit dat in de dichtstbijzijnde gracht op ze wachtte.
Hier zie je een aantal pagina's uit het reglement voor secreetreinigers en nachtwerkers.