023
Bron

De rechtspraak in Haarlem werd gedaan door de 'schout en schepenen'. Als vertegenwoordiger van de landheer (de stadhouder) moest de schout zorgen voor orde en rust. Daarnaast moest hij de regels van de stad (de keuren) handhaven. Bij strafprocessen was hij de openbaar aanklager. Hij profiteerde zelf als hij zijn werk goed deed: hij kreeg behalve een vast salaris ook een gedeelte van de geldboetes die door de schepenbank werden opgelegd.

Voor 1811 had je voor strafzaken twee soorten rechtspraak: de hoge en lage rechtspraak. De hoge rechtspraak hield in dat de rechtbank ernstige delicten zoals moord en zware mishandeling mocht berechten en ook de doodstraf mocht uitspreken. De lage rechtspraak was het recht van een mindere heer die bevoegdheid had om kleine overtredingen te berechten.

De vierschaar (rechtbank) van Haarlem had de hoge rechtspraak: zij mochten alle zaken behandelen en ook de doodstraf uitspreken. Ook oefenden zij de civiele rechtspraak uit: de behandeling van zaken tussen twee burgers, bijvoorbeeld over niet betaalde rekeningen. Tenslotte hielden zij zich bezig met de vrijwillige rechtspraak, bijvoorbeeld met het bijhouden van de verkoop van huizen (waarvoor je tegenwoordig naar de notaris gaat).

Op de prent zie je een boekverbranding op het schavot voor het Stadhuis in 1790. De uitbouwen aan het stadhuis met pilaren in de gevel, worden de kleine en grote vierschaar genoemd. Hier werd rechtgesproken door de schout en schepenen.

Herkomst

Maker

Reinier Vinkeles (1741-1816)

Datering

1790

Collectie

Beeld

Organisatie

Noord-Hollands Archief

Nummer

NL-HlmNHA_1100_KNA006002416

Link

https://hdl.handle.net/21.12102/3BDB700CFB8F11DF9E4D523BC2E286E2

Gerelateerde thema's

Dagelijks leven

Trefwoorden

Criminaliteit

Beschikbare tools

Overzicht van bron(nen) op de kaart

Alle bronnen