In 1752 werd de Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen (HMW) in Haarlem opgericht. Het doel van deze organisatie was het bevorderen van de wetenschap.
De leden van de HMW bedachten prijsvragen over actuele maatschappelijke problemen en wetenschappelijke vraagstukken. De prijsvragen liepen sterk uiteen. In 1757 werd de volgende vraag gesteld: 'Welke is de beste weg, om op de korste, de zekerste en minst kostbaare wyze, een Dykbreuk te stoppen?'. Er werden zowel korte als lange antwoorden ingestuurd. Ook tekeningen en berekeningen werden met de antwoorden meegestuurd.
Een van de antwoorden werd twee jaar later door Frans de Mutsert ingestuurd. Dit antwoord zie je hierboven. De envelop bevat een watermerk van Amsterdam.
Mutsert won geen prijs met zijn antwoord. Sterker nog, de bedenker van de prijsvraag, professor Lulofs vond eigenlijk geen enkele inzending goed genoeg. De prijsvraag werd daarom herhaald in 1758, 1759 en 1760. Professor Lulofs koos met tegenzin de beste twee antwoorden uit 1759.
Herkomst
Maker |
F. de Mutsert |
Datering |
1759 |
Collectie |
Archief |
Organisatie |
|
Nummer |
Toegang 444, inv.nr. 371 |
Link |
https://hdl.handle.net/21.12102/B005000AD7B14E429414A50A67B86336 |
Gerelateerde thema's
Trefwoorden
Beschikbare tools
Overzicht van alle transcripties
Overzicht van bron(nen) op de kaart
Prijsvraag HMW
Antwoord
van
Onder de sinspreuk ten nutte
van mijn Vaderland,
aande Hollandsche Maatschappij
der Wetenschappen voorgestelt inden
jaren 1758, op de vraag
Welke is de beste weg, om op de kortste
de zekerste, en minst kostbare wijze
een dijkbreuk te stoppen
Om dan ter beantwoording van diens vraag te treeden
zoo neem ik voor aft de vrijheit, mij alleen te bepalen
tot de dijken, gelegen aan onze rivieren, dewijl aldaer
mijns bedunkens (en zoo ik vertrouwe niet zonder grond)
de meesten, dijkbreuken bij hoog opperwaterde te
digten zijn
Daar en boven zijn de dijken, in dit ons gemeenebest
dewelken aan zee gelegen zijn, of door sware steenen
gloijinge, voor het oude bolwerk, of voor de dijken
gloijinge gemeakt, en met zware kijsteene gedekt
te hebben, in een staet gebragt, dat dezelve tegens
de woede van die zeen bestant zijn, en menschelijken
wijsen geen doorbraek te vreesen is.
Indien het dan gebeurde dat in een van de dijken, gelegen
aan onse rivieren, een dijkbreuk kwam te vallen, zoo
zoude nodig zijn (zoodra het water binne zijne oevers
gekeert was) deeze breuk van voren inde rievier, en
vande binne of land zijde, eerst te sluijten, met een
rijsen berm breet in zijn aanleg na mate van de diepte
vant gebrokene oft uijtgescheurde gatt, dorceerende aan
wedersijde en wel aande buijten zijde 1 ½ voet op de voet,
en de binnen zijde van deeze berme * voet op de voet,
deze bijdenberme op te werken, en op den bodem of gront
te bezinke en vast te zetten, zoo als gebruijkelijk is breet
op de kruijn vandezelve 18 voet, en ten minsten aan weder-
sijnde 4 a 5 roeden voor bij de breuk heen te werken en
inden ouden dijk te sluijten ter hoogten van 2 voeten boven
het dagelijks water inde rivier
Deeze berme aldus van hoogte, breete, en dorceering opge-
werkt zijnde, de opening of tussen wijtte aan te vullen
met goede klij aarden, ter hoogte vande berme en dus
den dijkbreuk in den grondslag gestopt zijnde, zoude men
met den verdere voltoijing kunne of moeten voortgaan en begin
nen uijt de halve breeten vande rijsenbermen, om dus
dezelve bermen door de drukking of swaerte van 't lig-
,,haam des dijks voor’t shuijven te verhoeden den dijk
vervolgens op te werken ter hoogte vande ordinaire pijl
van den dijk aldraar gebruijkelijk daar de breuk mogt
zijn gevallen
De breete vande kruijn vanden dijk en de dorceeringen
aan wedersijde wert in deeze vraag niet gerequineert
edog neeme als in’t voorbij gaan de vrijheit om te zeggen,
dat indien het terreijn zulks toelaet, hoe dorceerenden
hoe beeter, sterker en sufficanter en voornamentlijk
aande zijde tegens de rivier, ten minsten op de een
voet hoogte 3 voet dorceereng en aande binnenkant
op de 1 voet hoogte 1 ½ voet dorceering en den dijk in
diervoege gemaakt zijnde, heeft dezelfde geen persing
maar veel eer eene drukking van het water.
De bewerking om een dijkbreuk te stoppen, dus verne
kortelijk hebbende volbragt, vermeene ik dezelve ook
te voldoen aande geeijste poinctes,
wat belangt de kortheijt van deze bewerking of stopping
zal niemant in twijffel trecken.
Dat dezelve zeeker is, vertrouwe ik dat uijt
Deeze volgende reedenen kunne betoogt worden
Eerstelijk, indien een dijkbreuk gestopt wierd met een
Rijsenberm direct door de breuk heen te laggen, en ver-
volgens den dijk, daar uiijt op te werken, zal of kan onmo-
gelijk zoo digt zijn.
ten tweeden wert den dijk, door de voorgestelde bewer-
king aldaar bevrijt, van door de stroom ondermijnt te
werden (dewelke op verspreijde plaatse direct tegensde
dijken aanloopt)
ten derden, de voorgemelde barmtens gelegt zijnde zoo
kan de spetie, die in deeze tussen wijttes ter aanvulling
vande dijkbreuk werd gebragt, beter bezakken, en met
de onderleggende grond vereenige, en dus alle lekkagie
weggenomen.
De materialen tot de voorgemelde stopping zijn in
overvloed aan of bij onse * te vinden en der-
halven ook’t minstkostbaarste.
Hier meede hopende aan het heijlsame en nuttige
oogmerk der Heeren vande Hollandsche Maatschappij
der Wetenschappen, schuldpligtig voldaan te hebben,
in het beantwoorden op de vraag door dezelfde vastgesteld
voor den jaren 1758, en in het hooft dezes vermeld, aan
wien ik als een opregte inwoonder met alle
hoogagtinge blijven
Uwel Edelheedens,
Den 1 Maert 1759
Onderdanigste Dienaer
Ten Nutte van Mijn Vaderland
Antwoord op de vraag
vande Hollandse Maatschappij
der Wetenschappen, voorgestelt 1758
Welke is de beste weg om op de kortste
de zekerste, en minstkostbare
wijse, een dijkbreuk te stoppen