In september 1910 werd in Hoorn de echtgenote van de 84-jarige marktmeester Willem Markus vermoord. Zijn echtgenote Maria Musman overleed na het eten van een vergiftigde taart. Het doelwit was niet mevrouw Markus, maar Willem.
De 63-jarige Johannes Jacobus Beek werd voor de moord opgepakt. Beek had toen hij met Willem samenwerkte 135 gulden gesloten en werd daarom ontslagen.
Via zijn zwager regelde Beek rattenkruid. Dit nam hij per trein mee naar Haarlem. Aan de Grote Houtstraat bestelde Beek een gelaagde kaart, met de instructie dat de taart open moest kunnen om iets te kunnen toevoegen. In een café aan het Hofplein deed Beek het gif ertussen. Beek verstuurde de taart met Van Gend & Loos onder een valse naam vanuit Amsterdam naar Hoorn.
Omdat Beek besefte dat er ook andere mensen van de taart konden eten - en er dus ook andere mensen dood zouden kunnen gaan - kreeg Beek levenslang wegens moord en poging tot moord.
Sinds deze uitspraak ligt in de Nederlandse rechtspraak het principe van 'voorwaardelijke opzet' vast:
- De dader had een vooropgezet plan
- De dader was zich bewust van mogelijke consequenties
- De dader heeft de consequenties geaccepteerd
Hier zie je onder andere het briefje dat bij de taart werd geleverd.