Het ontbijt van mensen uit de 17e eeuw bestond voornamelijk uit brood, kaas en boter. Men at vier maaltijden per dag, waarvan twee met kaas. Bij het ontbijt at men zo nu en dan ook pekelharing of spiering. Daarnaast at men bonen, erwten en vele andere groenten zoals wortelen, uien, prei, andijvie, linzen, rammenas, postelein, pompoen en artisjok.
Hoewel de aardappel rond 1600 al werd geïntroduceerd, werd deze in de 17e eeuw nog nauwelijks gegeten. Pastinaak is in deze periode veel populairder: deze witte wortel werd vaak met vlees en spek in één pot gekookt.
Vlees was voor de rijke mensen. Het vlees was afkomstig uit de jacht die de rijken uitvoerden. Rijke edelen schoten herten, zwijnen, beren en wolven. Met afgerichte sperwers en valken joegen zij daarnaast op fazanten, pauwen, reigers, roerdompen en zwanen. Als de armere bevolking vlees at, was het meestal iets kleins als kleinere vogels, zoals spreeuwen, eenden, mussen en vinken.
Op dit stilleven van Floris Claeszoon van Dijk zie je een rijkelijk bedekte tafel. Kaas was in deze tijd voor de meeste mensen betaalbaar. Vers fruit werd lange tijd als ongezond beschouwd. Appels en peren werden daarom gekookt of gebakken. Overdadig gebruik van bessen en zure zuidvruchten werd afgeraden. Het fruit (de druifjes, nootjes en pruimpjes) lieten meestal zien dat het voor een rijker deel van de bevolking was bedoeld. Het fruit diende namelijk vooral als versiering en af en toe als voorafje voor de rijken.
Bron
Fruit, brood en kaas
