De lantaarnopsteker stak lantaarnpalen aan. Vroeger werkten lantaarnpalen namelijk niet op elektriciteit, maar op kaarsen, olie of gas. En die moesten één voor één aangestoken worden. Dat deed de lantaarnopsteker elke avond met behulp van een ladder of lange stok. En in de ochtend maakte hij weer een rondje om de lantaarns te doven.
Bijbanen
Je kunt je wel voorstellen dat het aansteken en doven van straatlantaarns geen voltijd baan was. Daarom had de lantaarnopsteker verschillende bijbanen. Zo was hij ook vaak bewaker van de stad, kapper of herder.