Bakkers vormden al van ouds een gilde en hadden een eigen altaar, gewijd aan de H.H. Gertrude en Lucia, in de Grote Kerk. Volgens de oudste bekende keur van het gilde van 15 december 1483, ging een derde van de gildegelden naar dit altaar. Er wordt wel gezegd dat St. Obertus de patroon was van het broodbakkersgilde, maar dit was waarschijnlijk de patroon van de koekenbakkers.
De proefbakkerij van het Haarlemse broodbakkersgilde was met de Haarlemsche Brood en Meelfabriek gevestigd aan de Jacobijnestraat 1. Op de gravure van P.H. Horstok uit 1808 zie je zowel deze bakkerij (links), als de Vergulde Salm - te herkennen aan de gevelsteen - op Jacobijnestraat 3 (rechts). Deze gravure werd in 1808 verwerkt in een prent met allegorieën en voorstellingen uit het bakkersbedrijf.
Onderaan die prent staat een vierregelig Hollands vers:
Gods Gunst schenkt ons het voedzaam Graan
En 's Bakkers Vlijt het Brood
Die Gunst voldaan die Vlijt groeit aan
Dan kweld geen Hongersnood
