De maatregelen van de Duitse bezetters werden aan het einde van de oorlog steeds harder. Om de oorlogsindustrie in Duitsland op gang te houden, organiseerden de bezetters grote razzia's. Zo namen ze veel Nederlandse mannen gevangen, die verplicht in Duitsland moesten werken. Dat werd 'arbeidsinzet' genoemd. De grootste razzia vond plaats op 6 december 1944, de ochtend na Sinterklaasavond ('Sinterklaasrazzia').
Dit briefje lag die ochtend om 9 uur bij alle inwoners van Haarlem en omstreken op de deurmat. Zo ook bij Mattie Luder. Hij was toen17 jaar en oud genoeg om opgepakt te worden. Hij dook onder. Die dag werd rond 12 uur 's middags zijn huis doorzocht, maar hij werd niet gevonden. Ongeveer 2.000 mannen werden die dag wel opgepakt en naar Duitsland gestuurd.
Tijdens het onderduiken hield Mattie een dagboek bij. Daarin schreef hij onder andere dat hij zich erg verveelde en graag naar de kapper wilde.