023
Bron

Bij een kermis hoort snoepgoed en vooral noga, of nougat. Willem Stuvé (1852-1935) ontwikkelde noga in 1870. Na jaren als hulpkok te hebben gewerkt, belandde hij in 1870 in Montélimar in Zuid-Frankrijk. Daar raakt hij helemaal in de ban van de noga, zijn ontdekking.*

Als de concurrentie met Stuvés ontdekking aan de haal gaat, vertrekt hij naar het noorden. In 1874 keert Stuvé terug naar Nederland. De verkoop verloopt hier zo goed, dat hij in dat jaar zijn eigen nogafabriek opricht.

Het aanzicht van Stuvés kermiswagens is vooral ’s avonds een waar spektakel met de schittering van de grote bergen kleurig verpakte noga. Zoon Jacob staat in 1893 naast twee andere concurrerende kramen. Met een lengte van veertien meter en een diepte van tweeënhalve meter heeft Stuvé verreweg de grootste kraam op de hele kermis.

Eind twintigste eeuw is de nogafabriek van de v.o.f. Willem Stuvé in Haarlem gevestigd in de Waarderpolder aan de Oudeweg. En Montélimar is vandaag de dag nog steeds dé nogastad.

* De oorsprong van noga is ouder dan de vorm die wij kennen van Stuvé. In het Midden-Oosten zijn bijvoorbeeld ook sporen van noga teruggevonden.

Herkomst

Maker

E.J. Meertens

Datering

1985

Collectie

Kennemerland

Organisatie

Noord-Hollands Archief

Nummer

NL-HlmNHA_5400467200

Link

https://hdl.handle.net/21.12102/ef68d304-fb8e-11df-9e4d-523bc2e286e2

Gerelateerde thema's

Volksvermaak

Beschikbare tools

Overzicht van bron(nen) op de kaart

Gerelateerde bronnen

Alle bronnen