Veruit de meeste verzoeken tot afschaffing van de kermis in de 19e eeuw kwamen uit religieuze hoek. Zo schrijft de kerkenraad van de Verenigde Doopsgezinden dat de kermis een “doelloos gebruik” is en de aanleiding vormt tot “losbandigheid en zelfverlaging.”
G. Velthuysen (voorheen broodbakker op de Groenmarkt), voorganger van de Haarlemse gemeente der Zevendedags Baptisten, is een van de pleiters voor afschaffing van de kermis. Hij verzoekt het gemeentebestuur “in het welbegrepen belang van onze stad voorgoed een einde te maken aan wat terecht een bron van zedelijk kwaad en schade voor het welzijn der burgerij mag worden genoemd.”
Herkomst
Maker |
Onbekend |
Datering |
1892 - 1910 |
Collectie |
Archief | Beeld |
Organisatie |
|
Nummer |
Toegang 2295, inv: 1979 | 54-0046165 |
Link |
https://hdl.handle.net/21.12102/A6C3DBACD8DA4783BFCE92866BB01E79 |
Gerelateerde thema's
Trefwoorden
Beschikbare tools
Overzicht van alle transcripties
Overzicht van bron(nen) op de kaart
Kermis als bron van zedelijk kwaad
Aan den Raad der ge-
meente Haarlem,
geeft met verschuldigen eerbied
te kennen de Haarlemsche afdeeling
van de “Nederlandsche Vereeniging tegende
Prostitutie” (goedgekeurd bij Kon. Besluit
dd. 27 November 1887, no. 21),
dat zij van harte instemt met het
verzoekschrift tot afschaffing der
kermis alhier, dat onder dagtoekoming van
30 September ll bij Uwen Raad is inge-
diend, door den Kerkeraad der Ned. Her. Gemeente alhier
dat zij mitsdien eveneens met het
verzoek tot u komt om de kermis alhier
in het zedelijk en stoffelijk belang onzer
burgerij af te schaffen.
4 welk doende, namens de af-
deeling voornoemd,
Jac Post
voornemend voorzitter
G. Velthuysen
Haarlem, 10 nov 1892