Door de Eerste Wereldoorlog was er een tekort aan eten en andere levensmiddelen. Alle gezinnen in Nederland kregen bonnen om brood, aardappelen, eieren en kaas van te kopen. Maar dit was te weinig: veel mensen leden honger. Op 11 april 1918 sloeg in Haarlem de vlam in de pan. Vrouwen en mannen plunderenden winkels. Greta Mos was hier ooggetuige van. Zij schrijft in een brief:
Bakkerskarren, bakkerswinkels, kruidenierswinkels: alles wordt hier geplunderd. De mensen willen alles zonder bon hebben en betalen of betalen niet. Ik was zonet in de Grote Houtstraat, maar ben gauw weer naar huis gegaan, want het is gewoon levensgevaarlijk om daar te lopen. Huzaren te paard met getrokken sabel galopperen door de straten en ontzien niets of niemand. Alle mensen vliegen dan gauw winkels binnen om een veilig heenkomen te zoeken. Bakkers kunnen ’s morgens het brood niet meer bezorgen. De mensen moeten het in de winkels ophalen, waar soldaten met de bajonet op het geweer de wacht hebben.