Voor het behandelen van cholerapatiënten werden onder andere dampbaden ingezet. Martinus van Marum deed onderzoek naar deze dampbaden.
In november 1831 schreef hij zijn bevindingen op in de Kunst- en Letterbode onder de titel: Toestel van een eenvoudig en tot matigen prijs verkrijgbaar dampbad, bijzonderlijk ter behandeling van cholera-zieken ingerigt en voorgesteld.
Hij concludeerde dat een dampbad onder andere aan de volgende eisen moest voldoen:
- Het bad moet snel op temperatuur komen zodat de patiënt begint te zweten
- Het bad moet over een thermometer beschikken, om te zorgen dat het niet té heet wordt
- Hoofd moet buiten het bad blijven, om te kunnen ademhalen, drinken en praten
- Armen moeten buiten het bad kunnen
- Een gat met een bak eronder op bilhoogte, zodat de patiënt zijn behoefte kan doen (cholera gaat gepaard diarree)
- De patiënt moet vanuit het bad snel naar een warm bed worden overgebracht, om snelle afkoeling te voorkomen
- Het bad moet uit elkaar gehaald kunnen worden
- Het bad moet niet te duur zijn
Het dampbad op de tekeningen van Van Marum beschikken over alle eisen en zal ongetwijfeld 'nuttig zijn' voor de behandeling van cholera.