Met de ‘transcriptietool’ kun je eenvoudig oude handschriften en teksten lezen. Hieronder zie je per thema aan welke bronnen een transcriptie is toegevoegd. De transcriptie vind je ook onder het kopje 'tools' onder de bron.
Beschikbare thema’s
Kanonskogels
Sommige wonderlicke geschiedenisse gebuert binnen
Haerlem ten tijde des belegerings der Co(nicklijke) Ma(jestei)t
voorden voors(chreven) stadt anno 1572 ende 1573
Naden yersten storm, onbegrepen den dach, stondt een cuypers huysvrou
met besloten dueren in haer huys met een van haer buerwijf en koutede
aen een ton, ende daer quam een grote cloot doer die deure gevlogen, tusschen
den twee vrouwen, ende bleeff in de selffte tonne leggen daer dese vrouwen
an stonden, sonder enich van hem beyden gequest te zijne anders dan
die jongste een stucxken van de doereposte ofte cosijn op haer hooft
viel sonder quetsure oft puiste.
Item een borger genaempt Jacob Louenssen sadt op een tijt binnen
sijn huyse aen een banck, lesende in een bijbel, ende daer quam
een cloot deur den muer tusschen zijn beenen doer ende smeet den
banck aen stucken, den man ongequest sijnde.
Item een cleyn joncxken genaempt Matheus Janssen sadt bij sijn
vader Jan Theuszoon in Sinte jansstraet op solder ende scilderde ende
den stoel daer hij op sadt worde onder zijn lijff an stucken gescoeten
van een grote cloot sonder den jonge te bescadigen.
Item then huyse van een burger genaempt Hogesteyn, outer
heylich geesthuys, quam een grote cloot opt solder. Als een jonge
vrouwe daer nae zoude gaen sien, soe quam daer noch eene ende
vloech dese vrouwe van achteren tusschen haer beenen doer, bedervende
alle haer clederen achter ende voer. Mer zij selffs bleeff ongequest
anders dan dat haer een been een weynich gesengt was van de hette,
dan hadde nyet te beduyden.
Den IIIIen mey wede een jongedochter met een mosquet geschoten
aen haer luchter schouder dat de cloot doer alle haer clederen ende hemde
oeck mede langs haer naeckte armen ten mouwe uyt viel sonder enichsins
an haer lijff gequest te zijne.
Item noch heb ik een ander gesien aen mijn vaders tafel diewelcke
met een harcquebusse alle 't haer uyt sijn necke geschoten worde
ende bloeden een weynichgen van de hitte sonder meer letsels.
Item in maio heb ick gesien op Bakenesse Graft een soldaet onder
het Schotse vendel diewelcke een cloot van een Spaensche mosschet
sonder quetsure in zijn voorbroeck creech.
Eigenhandig schrift v. N. van Rooswijk
Kenau de Tovenaarster
Op huyden den tweeden dach van maerte anno xvclxxxviii [1588] compareerden
voor mij Adriaen Willemssen openbaer notaris bij den hove van hollant
toegelaeten ende voor den getugen hiernaer genoempt Volckert Janssen,
wagenaer oudt omtrent XLV [45] jaeren, ende Maerten bartholomeuszoon
sleper oudt omtrent xxviii [28] jaeren ende hebben ten rechtelicken ende versoeck
van kenu Symonsdr Nanninck garbrantszoons weduwe bij heuren
mannen waerheyt in plaetse van eede geaffirmeert dat geleden omtrent
xiiii [9] daegen zyluyden getugen opt stadthuys deser stadt haerlem
wesende aldaer gehoort ende gesien hebben dat den kenu symons
Dochter voornoempt met haer schipper geryt thonissen vander sceperen cameren
gecomen wesende omtrent der boden huysken, zeeckere woorden
hadden met meneer Jacob van medenblick procureur den welcken medenblick
zyluyden deposanten hebben hooren spreken tegens den voornoemde kenu dese woorden
segt ghy (denoterende den zelven kenu) dat ick een banckeroets
boef dief ende schelm ben, soe seg ick dat ghy een tovenaerster
zyt, dit zelfde tot twee driemael toe weder verhalende, daer
op den voorscreven kenu weder sprekende, daer neem ick tuych by
de voorseide meneer Jacob weder antwoorde neempter vry tuych by,
Offererende etc., ende versochte die voorseide requirante hier van
acte gedaen tot haerlem voorseit ten woonstede myns notarij
gestaen opten Spaerne ter presentie van Pieter willemssen
moultmaker ende Aernt willemssen mandemaker beyde poorteren der
zelver stadt als getugen van goeden gelove met my notario hier
toe sonderlicken versocht
In kennisse hebbe ick notaris voorscreven myne gewoone
signatuere hier beneden gestelt
Geen pardon voor Coornhert
Extract
Haerlem
Maerten Dircxz. predicant
Dirck volckersz Coornhert.
Geextraheert uuyten naemen ende toenamen die
in hollant geexcepteert zijn uuyten pardoen
generael vanden Conincklyke Majesteyt gedateert VIIIe [8ste]
marte 1574 stilo communi [= volgens de gewone kalender] ende es dessen(?) daer nulle
bevonden t accorden bij mij notaris publijck
Copie
T Inhouden van desen generael pardoen ende placaet van gratie
metten gevolch vandien vande Conincklyke Majesteyt hebbe ick
Maerten mathijssen deurwaerder vande Conincklyke Majesteyt hove
Van hollant opten xxven junij xvc vier en zeventich [= 25 juni 1574]
Bij openbaer edicte naer voorgaende solemniteyt [= protocol] van
clockluydinge trompet ende anders bij ende ter presentie
Vanden Gouverneur burgemeesteren, schout ende gerechte der
stede van haerlem ter plaetse daer* sulcken generael
Pardoen ende gratie behoort ende gewoonlick *** te
Vercondigen nae zyne forme ende inhouden solempnelick [= op een plechtige wijze]
Gepubliceert ende eenen yegelicken [= eenieder] van wegen der Conincklyke
Majesteyt geboden hem nae den inhouden vandien te vougen
Ende reguleren opte peynen daer inne begrepen.
Mij onderteyckent M. Mathijsz.
Gecollationeert jegens de originele
Relatie [= vergeleken met het originele verslag] vanden voorschreven deurwaere ende
T’accorden bij mij notaris publijck
Dagboek Elisabeth Krelage
6 mei.
De capitulatie is een feit. ’s Avonds om 9 uur
werd het hier bekend en in één oogenblik
wist iedereen het. Allen stormden de
straat op en wenschten elkaar geluk en
drukten elkaar de handen. Het was
een aller vroolijkste sociëteit op straat.
Mevrouw Blauw, die blijkbaar al in bed lag,
kwam in een ochtendjas met los haar
op straat erbij staan. Mevrouw Levert, die
dien avond bij ons thee had gedronken,
was juist naar huis. Om 9 uur moest
men toen binnen zijn. Wij holden
ook even naar haar toe om het te ver-
tellen. Het nieuws vloog als een
loopend vuurtje door de straten en heele
drommen liepen het elkaar vertellend
rond.
De slotpost van de krant van J. en de jongens
verscheen en werd ons uitgedeeld zo-
maar openlijk op straat.
Eindelijk moesten we wel naar huis
en naar bed, maar eerst werd nu
de fles champagne ontkurkt en tezamen
met F., die gelukkig ’s middags juist
thuis was gekomen, vierden we de
bevrijding. Ongelooflijk wat een opluchting!
Wat een geluk!
7 mei.
Er hapert nog iets. We mogen nog niet
vlaggen, maar ’s middags was er geen
houden meer aan. De geheele stad is
één vlaggenzee. Zelfs meer dan één vlag,
want velen hebben naast de Nederlandse
vlag ook een Engelsche en Amerikaansche
vlag uitgestoken, als een dankbare hulde.
Dagboek Jo van der Vooren
Zomer 1945.
We zijn vrij!!
Al hadden we al het einde der
oorlog zien naderen, toch is het nog
geheel onverwacht een werkelijk feit
geworden. Het was de avond van de
5e mei, en wel op een vrijdagavond.
Ik zou juist mijn wekelijkse brief-
jes gaan schrijven voor mijn klanten,
toen Kees als een bezetene van Bloe-
mendaal af kwam fietsen en een wilde
roffel op de ramen sloeg en daarbij
schreeuwde: “We zijn vrij!! Ze heb-
ben gecapituleerd!”
We sprongen overeind, Riet, moe en
ik. “Wat? Is het waar?” Nog onge-
lovig bij zo’n verrassende medede-
ling – we waren al zo vaak blij ge-
maakt met een dooie mus – vlo-
gen we toch de straat op. In het
Kleverpark was alles al aan het
hossen, vertelde Kees. Wij hard schreeu-
wend er naartoe en de ongelovige
mensen verschenen overal aan de deu-
ren en dan riepen we maar, “De oor-
log is afgelopen!” De sleep werd
hoe langer hoe groter, door de Cronjé
en Kleverlaan. En ja hoor, daar was het
een drukte. Een hoop jongelui, direct
al getooid met oranje, en later
de stad in met toeters. Maar
de mof was er nog en dat zinde
hun niets. Er werd geschoten in de
stad, dat temperde een beetje.
In de Cronjé was het gezellig en
iedereen was opgewonden. Pamfletten
van Montgomery werden verspreid
en een koppel jongelui gingen zingend
de straten door. De moffenmeiden
en NSB’ers kregen het nu kwaad te
verduren. Geen ruit bleef heel bij
de NSB’ers. En zingend trokken
we van huis tot huis van de mof-
fenmeiden. De liedjes hadden ze
gauw voor elkaar. Dit werd ge-
zongen op de wijs van ‘En dat we toffe
jongens zijn, enz.’:
‘En dat het moffenlellen zijn
dat zullen ze weten.
En daarom krijgen zij
een kale kop, een kale kop,
met een hakenkruis, met een hakenkruis,
een kale kop, een kale kop,
met een hakenkruis er boven op!’
De deuren werden kaal getrapt en
de bellen uitgerukt. Wat zullen ze
hem al geknepen hebben die avond!
Om een uur of twaalf ging ik naar
bed, maar kon de slaap niet
vatten. Het was te overweldigend in-
eens. En in de bakkerij bij de kar-
bietput werd die nacht hard ge-
werkt. Het was de andere dag zater-
dag en de bon was uit. Om vijf
uur stonden de eerste mensen al,
en om half zeven stond er een rij tot
voorbij de poort.
Aangekleed, en wel met mijn knal-
oranje blouse aan, die eindelijk dienst
kon doen.
Er werd een bulletin opgehangen aan
de pui van de winkel en een van de
klanten die voor in de rij stond las
het hardop voor.
het hardop voor.
Toen het uit was opende ik de winkel
en zei tegen de mensen, “In plaats
van acht uur begin ik nu maar
te verkopen vanwege de buitenge-
wone dag.” En dat viel mee, dat
snap je.
Al vroeg liepen we, Riet, Rie
Dekker, Riet van Kipshagen, Laura, enz.,
enz., in de stad, sierlijk uitgedost
in oranje en rood, wit, blauw. Je zag
trouwens niets anders. Het was geweldig,
een drukte en een feeststemming. Eén
hossende, zingende, juichende, dringende
menigte. In alle straten. Overal
wapperden onze geliefden vlaggen,
die we zo lang hadden moeten mis-
sen. Nu konden ze weer wapperen.
Eindelijk! We zijn vrij!!!
Gesmokkelde lapjes
16 april 1944
Lieve allemaal, Velu, Grote Houtstraat 96
Jongstleden vrijdag ik alleen geen was ont-
vangen. Zat er iets in wat niet mocht?
Ik zit te springen om schone blousjes,
katoen en rode ruitje. Het is hier
snikheet van benauwdheid en
gebrek aan frisse lucht. Stuur dus
dun goed. Ook graag dunne zomer-
jurk, niet een mooie. Krijg ik 28e
was en naaien jullie dan lapjes in
dubbel kruis van mijn broekjes? Erg
voorzichtig, anders krijg ik nooit
geen was meer. Ik heb heden maar
1 wens en dat is hier weg te zijn,
want het is hier bar. Ik hoop
als ik nog lang moet zitten naar
[concentratiekamp] Vugt te gaan, dan heb je tenminste
iets te doen en kom je nog eens
in de buitenlucht. Ik eet reuze
goed, ook wat ik niet blief, want
ik wil gezond blijven. Die le-
vertraanparels zijn fijn. Dankzij
het Rode Kruis geen erge honger.
Koop bij Gerzon [modewinkel] houten klompjes
en geef ze aan mevrouw Kiphardt, die
zou er bandjes voor me om maken,
en stuur ze in de was, want mijn
molières [lage veterschoenen] zijn veel te warm. Nu
weet ik wel, wat het is om van
huis te zijn, hoewel dit wel een
harde leerschool voor me is.
Doen jullie nog je best voor me?
Polderman [een Haarlemse rechercheur], die met Ben is meege-
gaan naar Amsterdam, weet wel wie
mijn zaak in handen heeft op het
Adama van Scheltemaplein [het hoofdgebouw van de Duitse inlichtingendienst]. Een
paar trappen op en dan de deur
recht tegenover de trap. Die
heren hebben me al verhoord.
Toch houd ik me taai en
huil zelden. Er valt soms
z.o.z.
Zeep?
nog eens iets te lachen.
Bel 10717 op, [wijhandel] Beaufort en zeg
dat ik bij Leny zit. Dag schat-
ten, ik hoop gauw tot kijk, Jetty
16 april 1944, liefste Ben,
3 april, 16 april, 22 april
en niet thuis. Juist nu het goed
werd tusschen ons hadden
we die dagen zo leuk kunnen
vieren. Maar zo gauw ik terug
ben, hé, doen we ’t over. Denk
je er nog steeds hetzelfde
over als op 1 april? Dat wil
ik zo graag weten. Als het zo
is, dan beginnen we hele-
maal opnieuw. Weten ze
het thuis al bij jullie? Schrijf
me terug op een lapje en
geef het thuis af. Schrijf of
Wied [de broer van Ben] al thuis is? Vertel hem
dat ik in de bajes zit. Ben,
pas goed op jezelf, nu ik er
niet ben, want ik maak me
nu ook nog zorgen over je.
Ben, ik verlang ontzettend
naar je en ook naar allemaal
bij jullie thuis. Zo gauw ik
vrij ben, bel ik je op. Wat zal
dit heerlijk zijn. Als ik ’sa-
vonds om 8.30 op mijn strooma-
tras op de grond lig, denk ik
altijd aan het weerzien met
jou en thuis. Dat idee houdt
me er bovenop en ook dat je
van me houdt. Is de baby
[van Tiny van Duuren] er al? Ik houd goede moed.
Een innige omhelzing.
DENK VEEL AAN ME, JETTY
Mattie duikt onder
Ook bij John thuis zijn ze geweest. Zelfs drie keer.
‘Nur Grüne Polizei’ [alleen Duitse ordepolitie]. Ook niet te vinden.
Ik verveel me gruwelijk. “Initiëren” [Ik wil iets doen!]. De
bibliotheek gesloten. Reden: de baas is niet
te vinden. Ik kan zelfs niet meer naar
de kapper. Kapper a is ondergedoken
en kapper b is lid van de NSB (geen
officieel lid, maar sterk sympathiserende) [daartoe aangetrokken worden] ,
dus die kan je ook onmogelijk aan huis
ontbieden [ontvangen]. Er is één middel: groeien
laten. Vandaar dat het al zolang is, dat,
als ik het voorover kam, het al onder mijn kin
is. Verdomd aardig Sint Nicolaas cadeautje
voor de jongens die naar Amsterdam moeten
lopen en vandaar ingescheept worden naar
Kampen: deze scheepjes zijn oud,
de jongens staan daar tot de schenen in
het water. Dan zeeziekte. Jongens spugen
anderen onder. Geen toilet, enzovoort, enzovoort.
En dan die mooie voorspiegelingen [beloften] van het
bevel, namelijk goede verzorging, rookgerei,
goede kost, enzovoort, enzovoort. Lees maar eens [zie eerste bladzijde].
Ik heb vanmiddag mijn maal [eten] gehad.
Anderhalve pannenkoek en moeder zei dat ik
genoeg had. Dat wil zeggen dat ze niet meer heeft.
En Mattie Luder had genoeg.
Dinsdag 12 december 1944
Vader heeft vrij van het werk. De muur
van de tankgracht is gesloten. Dit is
noodzakelijk voor de Duitsers, want er is
razzia in IJmuiden. Dit is de tweede keer.
De eerste razzia in IJmuiden was zaterdag
25 november. Er zijn deze keer ook
16 Nederlandse agenten meegenomen.
Ik vermaak me tegenwoordig met
lezen, lezen, lezen, figuurzagen, enzovoort.
Ik kom ’s morgens om half twaalf mijn bed
uit. Geen wonder ook dat ik hoe langer,
hoe luier word. Maar ik houd toch
vol. Ik kom niet weer op straat, of
de Engelsen moeten door de straat
marcheren [georganiseerd lopende militairen]. Ik moet nodig naar de kapper.
Maar ja, dat stellen we uit tot ‘nach dem Krieg’ [na de oorlog].
Rotterdammers in de stad
In ieder geval zijn
veel treinen met gevangenen
Haarlem gepasseerd. Een
paar van den volgeladen
treinen zijn blijven staan
tussen Haarlem en Amsterdam
omdat de spoorlijnen
gebombardeerd zijn. De
mensen zitten er sedert
vrijdag in opgesloten zonder
eten. Vanmiddag was
er een oproep van het Rode
Kruis aan de burgers om
voor wat voedsel te zorgen.
Onze dokter had de
leiding en Spaarndam
heeft spontaan geholpen.
Vele kisten vol brood,
appels en rauwe wortels
zijn met een boerenwagen
weggebracht. De paling-
November 1944.
paling beschikbaar.
Onze evacuee [persoon die noodgedwongen elders is ondergebracht] Willemse
is met zijn schoonvader
gisteren met een handkar
te voet vertrokken naar de
Kop van Noord-Holland om wat
aardappelen. De mensen
doen dit veel, nu er hier
in de buurt niets meer
te koop is. Ze gaan dag-
te koop is. Ze gaan dag-
reizen ver. Komen dodelijk
vermoeid weer thuis, soms
nog met niets.
Ons melkrantsoen
is verlaagd tot 1/16 liter
per persoon per dag, taptemelk [magere melk].
Er dreigt nu ook gevaar
dat hier mannen van 16 tot
40 of 50 jaar zullen worden
gevorderd [opgeëist, opgepakt]. Een nieuwe zorg.
Dankbrief familie de Muijer
Aan de Bestuursleden en andere
Weldoeners uit de Jansstraat
Mevrouwen, Mijne Heeren
Hugenoot op de vlucht
Aende Edele groot achtbaere heeren
Burgermeesters ende Regeerders der
Stad Haerlem
Geeft met alle onderdanigheijt te kennen Claude Locquet
jonghman, hoe dat hij nevens sijne moeder ende susters om
de vervolginge tegens die vande gereformeerde religie in
Vranckrijck gepleeght, binnen dese U Edele groot achtbaere stadt
gevlucht wesende, en om sigh eerlijck te konnen generen [= de kost verdienen], het
ambacht van flourswercken, alhier geleert hebbende, nu wel
van voornemen soude wesen sijn proeve daervan te doen, omme
als gildebroeder vant voorscreven handwerck en neeringe aenge-
nomen te mogen werden, doch gemerckt de oncosten die op
Het doen vande voorscreven proeve, en intrede int voornoemde gilde
ordinairlijck tot een recognitie, soo aende vinders [= bestuurders] vant
selve flourswevers gilde, als aende regenten vant arme kind-
derhuijs deser stad, moete werden betaelt hem suppliant
vrij moeijelijck souden vallen te dragen, soo keert hij hem tot
U Edele groot achtbaere gantsch onderdaniglijck versoekende, dat
U Edele groot achtbaere hem vande betaelinge der voorscreven recognitie
immers van die aende gemelte regenten vant arme kinderhuijs
moet werden voldaen, gunstelijck gelieven te excuseren, gelijck
U Edele groot achtbaere andere vluchtelinge daer van hebben geexcu-
seert gehad
T’welck doende etc.
Gesien bij dekenen, en vinders van het floerswevers gilde
alhier ‘t request bij ofte van wegens Claude Locquet aen U Edele groot
Aghtbaere gepresenteert en ter obedientie van ’t marginale
appointement [=salaris] repliceren, duncken de reschribent (onder reverentie)
onredelijck, dewijle get.[?] altijt is onderhouden, ende dat
selver burgers kinders die niet capabelder sijn geweest
als den requirant jegenwoordige is, die hij reschribenten
niet aen twijffelen, off kan het soo wel doen als eenige
baes ten tijden van haere proeff heeft kunnen doen;
gelijck oock mede den geene waer van den suppliant in
sijn request gewage van maeckt, veel capabelder
is geweest, behalven dat het selve oock is geschiet
buijten kennisse den weten vanden reschibent; aldus soude hij